zondag 6 september 2009

Terugreis

Vandaag komt de terugreis, een dag van veel wachten dus. Het vliegtuig gaat van tegen vieren, dus ik heb vanmorgen nog. Ik ga zo nog wat uitwerken.

Het is lastig om alleen maar een beetje toerist te zijn. Gisteren in Prizren bezochten we een vriend van Zenun. Hij werkt voor de katholieke kerk. Dan praat je natuurlijk over die kerk. Een eenvoudige opmerking is dan een aanleiding om het over iets interessants te hebben. Hij zei, de kerk groeit. Hij bedoelde meer dan de natuurlijke groei (de bevolking groeit hier nog steeds, de helft van de Albanezen is onder de 25 jaar). En die komt dan van de Laramanen. Ja, de Laramanen. Dat zijn Albanezen die gedurende de Osmaanse overheersing, hun katholieke geloof voor het oog van de wereld opgaven voor de Islam. Maar thuis bleven ze gewoon katholiek. En die dubbele situatie hebben ze al die eeuwen volgehouden. Maar nu vinden ze dat niet meer nodig en verlaten ze het uiterlijke geloof voor alleen nog hun oorspronkelijke. Zo gaat er wel weer een apart verschijnsel van deze samenleving verloren.
Die eigenschap, je uiterlijk anders voordoen dan je bent, zie ik veel bij Albanezen. Denk ook maar aan de parallelle samenleving onder de Servische overheersing, die in de jaren 90 de officiele politiek werd.
Hij vertelde verder over de Islamieten in Kosova. Hij stelde dat er nergens zo'n moderne, liberale Islamitische samenleving is dan in Kosova. De verhouding tussen beide kerken is dan ook erg goed. Dat was in 1994 toen ik met Jan ter Laak op bezoek was bij Nik Prela, toen bisschop van de katholieke kerk in Kosova én in Macedonië, ook al zo.
Ik ga weg met anderhalve kilo biografie van Moeder Theresa. Hij bleek haar biograaf te zijn. En wil dat boek ook in het Nederlands gepubliceerd hebben tegenaan haar 100e geboortedag volgend jaar. Of ik maar een uitgever wil vinden. Nou ja, proberen kan altijd. Alleen dat sjouwen, dat vind ik minder.

Er zijn meer interessante samenlevingen verloren gegaan. De samenleving in Janjevo is uiteen. De paar duizend Kroaten die daar woonden zijn na het uitbreken van de oorlog met Kroatië, vertrokken. De Serven zijn nu ook weg en de Roma weet ik niet. Die staan overal onder druk in Kosova. Eerder was het een vreedzame samenleving met respect voor elkaars tradities en feesten. Ger Duizings heeft daar toen over gepubliceerd.

zaterdag 5 september 2009

Foto´s



Hiernaast Zenun die me fantastisch helpt. Hij kwam op het geweldige idee om naar Kukës te gaan, waar ik 10 jaar geleden veel vluchtelingen heb geinterviewd. Daar was ik niet opgekomen.
Hij is 69 jaar en dat merk je niet. Hij moet helaas nog werken vanwege het erg minimale pensioen hier. Als journalist. Hij weet verschrikkelijk veel, hij heeft alle leiders zien komen en gaan en er altijd dichtbij gestaan. Naast een erg aardige man, is hij dus ook een geweldige bron van informatie over het verleden. We hebben daardoor interessante gesprekken.
Het monument dat dit jaar is opgericht in Kukës (Albanië) om de exodus te herdenken en het welkom dat de bevolking van het straatarme Kukës hen gaf. Betaald door Albanezen uit Kosova.
















Opschrift:
Exodus '99, Mitrovicë, Xërxë, Kukës
Vergeet het verleden niet, voor een zekere toekomst naar nationale vereniging.
De droom van Albanezen is toch de éne Albanese staat. Die komt er dus ooit ook.




Hier stond het in 1999 helemaal vol met tractoren en aanhangwagens en tenten, allemaal overvol met vluchtelingen. Ik zal die aanblik nooit vergeten.


De weg is in Albanië nu een stuk breder, tot aan de grens. Hij gaat vanaf de grens naar Tirana en door naar Durrës aan de kust en zal ook verbonden worden met zuid Albanië. Kosova moet het hare nog bijdragen. Vanaf daar zal de weg een autosnelweg worden naar Prishtina en door naar Servië.
Mooi uitzicht ook, vind ik. Groots, die bergen.


Prizren, Kosova.
Uitzicht van boven op de na de oorlog vernietigde oudste wijk van Prizren. Dat was een Servische wijk, dus werd die langzamerhand in de as gelegd. Verschrikkelijk jammer, het was het mooiste deel van Prizren. Ik heb uit 1999 nog enkele mooie foto's van deze wijk, helaas toen ook met enkele brandende huizen. Die zal ik terug in Nederland er wel bij plaatsen.


Alle plaatsnaamborden in Kosova zijn tweetalig. Dit is een Servische plaats (in een prachtig berg gebied, waar je in de winter zelfs kunt skien). Hier is dus de Albanese naam zwart gemaakt.







En hier het omgekeerd. De Servische variant is zwart gemaakt.
Gelukkig is dit niet algemeen. Ik heb wel vrij gemakkelijk twee voorbeelden kunnen vinden.

vrijdag 4 september 2009

Imer Deliu


Deze dag staat volledig in het teken van Imer Deliu (links). Ik had zijn naam eerst als Ali begrepen, maar kennelijk zijn vaders voornaam verwisseld met zijn voornaam. Zelf heeft hij zijn achternaam veranderd in Deliu. Ten opzichte van het eerdere Deliaj hebben ze dat om grammaticale redenen gedaan.

Vanmorgen naar het Humanitarian Law Fund en eerst wat interviews doorgenomen. Ik heb hen kunnen verrijken met een viertal interviews over een zaak die belangrijk is voor hen, die ook nog eens een aspect vertegenwoordigen dat ze nog niet hadden. Goed om samen te werken dus. Daarna heeft een tweetal mensen van hen me naar Imer gebracht. Ze hadden zelf werk daar op loopafstand van te doen, dus dat kwam erg goed uit.

Imer heb ik in november 1998 geinterviewd na het bloedbad op zijn familie en anderen in dat dorp, Abri e epërm, totaal 22 doden. Dat was toen UCK gebied en alleen te betreden met hun toestemming. Hij heeft het verhaal toen nogal kort verteld omdat de emoties toen enorm waren. Hij verloor die dag twee kinderen, zijn vrouw, zijn broer, diens vrouw en twee van hun kinderen en zijn moeder. Ook zijn hun huizen verbrand. Wat op mij díe indruk maakte dat ik hem graag nogmaals wilde spreken, is dat hij geen wraak zocht, maar gerechtigheid. Dat is gelukkig nog zo.

Ik heb zijn hele ochtend in beslag genomen. We hebben de gebeurtenissen van toen nu veel gedetailleerder doorgenomen, met voorgeschiedenis en met alle details. We hebben zoals mijn bedoeling was, ook over de ontwikkelingen daarna gesproken. En vanzelfsprekend over zijn houding die ik bewonder. Die is voor hem zo vanzelfsprekend, zo eigen, dat hij dat wel een beetje gek vind. Ik vertelde hem dat de meeste mensen zo overweldigd zouden zijn door zo'n gebeurtenis, dat ze vóór alles wraak zouden willen. Dat overtuigde hem iets meer.

Na het gesprek gingen we de plaats des onheils bezoeken. Dat was voor hem natuurlijk emotioneel. Ik heb veel foto's gemaakt van resten die nu nog te vinden zijn, dat zijn dan resten van synthetische kleren, plastic en resten van matrassen. Ze zaten daar in een tent verborgen. Ze zijn gevonden doordat een oude vrouw uit het dorp gedwongen werd de plaats te tonen waar ze verborgen waren. Deze oude vrouw werd als eerste gedood. Daarna hebben ze een handgranaat op de tent gegooid en diegenen die daaruit nog konden wegvluchten, zijn op hun vlucht gedood. Twee jonge meisjes, 14 en 16 jaar oud, kregen een aparte behandeling.
Daarna liepen we terug en hebben we al wachtend tot ik opgehaald zou worden, gewoon gepraat. Dat had ik eigenlijk achteraf gezien ook graag opgenomen. We hebben bijvoorbeeld over geloof gesproken. Hij zei, ik ben een kleine gelovige. Ik vroeg, wat bedoel je daar nu toch mee. Hij legde het uit. Hij is iemand die eerlijk door het leven gaat (dat is volgens mij ook echt zo), hij zondigt niet en gelooft in God, in zijn geval in Allah. Maar hij gaat niet naar de moskee, bidt niet en geeft geen geld aan de kerk. Op een dag was hij op weg ergens naar toe, samen met de Hoxha. De Hoxha vroeg hem waarom hij dat allemaal niet deed. Hij antwoordde: Ik leef volgens belangrijke menselijke normen en waarden en overtreed de wetten van God niet. Waarom moet ik dan nog naar de moskee, ik heb geen vergeving nodig, ik hoef niet te bidden. Nee, die mensen die naar de moskee gaan, hebben kennelijk een reden om naar de moskee te gaan, ze hebben zeker gezondigd of leven onwaardig. Nee, Hoxha, ik hoef niet naar de moskee... Wat een geweldig antwoord.
Ik ben niet teleurgesteld in mijn verwachting, deze dag was een hele mooie dag, ook al hebben we indringend over verschrikkelijke gebeurtenissen gesproken.

donderdag 3 september 2009

Donderdag

Ondertussen stapelen de onderwerpen zich op waar ik over kan schrijven. Het is overigens prettig zo´n dag een beetje van je af te kunnen schrijven.

De bus
Gisteren met de bus naar Peja, vandaag van Gjakova terug naar Prishtina met de bus. Gewoon, de bus. Dat deden we met Amnesty ook altijd, dus niets bijzonders. Of toch wel? Hier vinden ze dat gek. Toen ik dinsdag in het hotel zei dat ik met de bus naar Peja zou gaan, keken ze vreemd op. Vroeger ook. Buitenlanders reizem toch met dure auto's? Maar met de bus reis je veel onopvallender en dat was toen in ieder geval erg prettig en domweg de bedoeling. De overheid verwachtte dat niet en dus werkte het. In 1998 was er een Servische politieman die dat door had. Hij controleerde de bus op het gehate en gevreesde kruispunt van Komoran. Als je daar uit de bus werd gehaald was het niet best. Hij controleerde onze documenten en onze bagage oppervlakkig. Zoals we altijd deden, hadden we de echte materialen op ons lichaam. Fouilleren betekende arrestatie, dus was dat een te passeren grens waar ze een reden voor moesten hebben. Daarna vroeg hij ons met een gezicht dat ons opmerkzaam waarnam waarom we zo eenvoudig reisden. Paul reageerde in zijn vloeiende Servisch dat we dat prettig vonden, er gaan veel bussen, je hoeft niets te organiseren en zo. Hij keek ons een beetje spottend aan en gaf de documenten terug. Hij had het door, maar kon het wel waarderen, een beetje respect sprak ook uit zijn houding. En daarom vind ik het reizen per bus hier eigenlijk wel leuk.

Twee mensen
Vandaag heb ik twee mensen opnieuw ontmoet waarvan ik het heel belangrijk vond om er alles aan te doen om ze proberen te vinden. De eerste zat op de tractor waarop de bom viel op 14 april 1999. Op zijn tractor waar 30 mensen op zaten, 12 doden. Daarna zijn ze door toevallig aanwezige politiemensen een huis ingejaagd met 200 - 300 anderen en toen moesten ze wachten op de tweede bom. Na 20 minuten of zo kwam die. Totaal aantal doden minstens 34. We hebben ook de plaats zelf bezocht en het huis dat heropgebouwd is. De vrouwen die daar wonen, waren toen ook slachtoffer en verloren twee zoons. Zij kunnen er niet meer over praten, het is té groot.
Het contact met deze Sadik Shala, de man die ik in Kukës geinterviewd heb, was erg ontroerend, hij vond het fantastisch.
De andere is Istref Sadrija. Geinterviewd in 2000, op de eerste dag dat hij terug was uit de gevangenis. Hij reageerde ook erg enthousiast en kwam direct. Opnieuw een gesprek. Met hem gaat het nu goed, hij heeft werk. Na het terugkijken en praten over hoe het hem tussen toen en nu is vergaan, hebben we email en zo uitgewisseld. Ook een erg leuke ontmoeting. Het bombardement op die gevangenis en wat daarna gebeurde, ga ik later beschrijven, dat is één van mijn doelen. Ik heb nu wel voldoende materiaal.

Analyse toen
Wat ikzelf geruststellend vind, is dat de analyse van toen, op geen enkele punt fout was. Van een enkel puntje heb ik nu opgehelderd gekregen hoe het precies zat, maar verder hoef ik niet ongerust te zijn over de informatie die we toen hebben geleverd. Ik heb zelfs een enkel punt tegen anderen in, opnieuw bevestigd gekregen. Hèhè, gelukkig. Sommige zaken zou ik graag tot op de bodem uitzoeken, maar dat kan alleen betaald, daar is te veel tijd voor nodig. Zou razend interessant zijn.

Armoe
Voor sommigen zou je graag wat doen. Een van de mensen van gisteren heeft zo'n uitzichtloze situatie, dat ik dat graag zou doen. Hij heeft één ding voor op mij in zijn leven, de plaats waar hij woont. Het uitzicht en de omgeving zijn zo fantastisch mooi, daar zou ik best willen wonen. Voor de rest zou ik zonder stevige sommen geld niet weten hoe ik iets aan de situatie van zijn gezin zou kunnen doen. Dat voelt best onmachtig. Misschien komt er nog wel een briljant idee op.

Morgen naar Drenica, voor een bijzonder bezoek, als alles goed gaat. Ze belden van de week of het eerder kon, maar dat kon ik niet. Afwachten nu maar.
Voor zaterdag weet ik het niet zo. Het liefst zou ik een bezoek brengen aan een Servisch gebied zoals Gracanica of het klooster in Decan, maar dan heb ik weer prive vervoer nodig en ik weet niet of dat te regelen is. Alternatief is de bus naar Prizren, een mooie stad. Dan kan ik naast het touristische doel, in ieder geval ook de Servische wijk daar bezoeken. Ik zie wel.

woensdag 2 september 2009

Rondom Peja

Vanmorgen vroeg om 7 uur vertrokken met de bus naar Peja. Half negen daar aangekomen en ontmoeting met Drita Krasniqi die me vandaag en morgen verder helpt. Na een koffie en overleg hoe alles aan te pakken, vertrokken we naar Qyshk.

Daar heb ik in 1999 vier mensen geinterviewd over de moord op 47 mannen, een moord die zij overleefd hebben. De vierde was verscholen net buiten het dorp. Die moorden speelden zich af in drie huizen en merkwaardig genoeg overleefde in ieder huis 1 man. Ik vond er 1 terug en die heb ik geinterviewd. ik hoor over weinig hulp, weinig inkomen (pensioen van 80 euro in de maand en nog wat invaliden pensioen) verder nog wat een klein stukje land oplevert. Wel een optimist. Goed te gebruiken interview.

Daarna door naar Lybeniq. Daar hebben zich twee bloedbaden afgespeeld. Eerst op het oudste af. De overlevende heb ik in 1998 in de wouden van Montenegro geinterviewd, samen met zijn moeder. Zij blijken helaas voor mij in Duitsland te wonen. Een andere vrouw die er ook bij betrokken was, heeft haar verhaal verteld en inderdaad ook over de moeizame weg om opnieuw een leven op te bouwen. Sinds het laatste jaar gaat het pas wat beter.
Het tweede was op 1 april 1999. Toen zijn 66 mannen vermoord. Een verschrikkelijk verhaal. Voor mij interessant omdat Adem Haradinaj het openlijk opnam voor de groep en dus ook meteen werd geexecuteerd. Een van de weinig openlijk dapperen waar je zo vanhoort. Na de interviews met drie van de vier die ik toen ook heb geinterviewd (de 4e is overleden) bezochten we nog het kerkhof. Ik vroeg naar het graf van die Adem Haradinaj en toen bleek dat Drita bevriend is met zijn dochter! Terug het dorp in en een extra interview vanzelfsprekend. Dit soort geweldige extraatjes maakt het erg waardevol. Ik heb in ieder geval mijn bewondering voor haar vader uitgesproken en alleen dat was het al waard.
Verder zijn het vooral zwaar vermoeide mensen, getraumatiseerd, de een erger dan de ander, zich soms schamend dat ze nog leven, uitzichtloos wegens geen werk, nauwelijks uitkering en ook voor hun kinderen weinig of geen vooruitzichten. Het lijkt of ze nog veelal in 1999 leven, het thema blijft maar terugkeren. Vooral het laatste interview is goed te gebruiken. Een van de weinige dingen die hij nog kan, is zijn bijen honig laten maken.

Al met al een verschrikkelijke hoop werk om uit te werken, dat lukt hier nauwelijks. Na zon dag als vandaag heb je het na het eten echt wel gehad. Kortom, ik heb er thuis nog wel even wat aan te doen!

Morgen naar Gjakove en omgeving. Op naar de mensen die betrokken waren bij het bombardement van de Navo op de vluchtelingenkaravaan en wat verder volgde en op naar enkele betrokkenen bij het bombardement van de Navo op de gevangenis van Dubrave, met eenzelfde soort vervolg.

Gisteren belde ik in een verloren moment BB, die ik lang niet had gezien. Hij is nu parlementslid. Hij was erg enthousiast en zou over een half uur komen. Na tien minuten kwam hij en verontschuldigde zich voor zijn late komst. Dat kan dus ook hier. Hij is een van de betere waarnemers (nuchter, intelligent, onafhankelijk) en erg sceptisch over de ontwikkelingen hier. Interessant gesprek, misschien zijn sommige elemeneten wel bruikbaar.
Daarna Paul nog even kunnen treffen. Ook jaren niet gezien. Hij werkt nu bij de UNHCR en is erg pessimistisch. We proberen elkaar donderavond wat langer te zien, vrijdag gaat hij weer naar zijn vrouw in Skopje voor het weekeinde.
s Avonds naar een voorstelling geweest van een theaterbewerking van het boek Wie bracht Doruntina van Ismail Kadare. Een samenwerking tussen een klein New Yorks gezelfschap en idem uit Prishtina. Eerder opgevoerd in New York, nu hier. Tweetalig dus. Mooi en goed gedaan. Thema is de kracht van het gegeven woord, dat wordt gestand gedaan zelfs over de dood heen. De legende waar het op gebaseerd is, is bekend bij alle Balkanvolken en verschilt inhoudelijk nauwelijks. Soms hebben ze meer gemeen dan ze denken.

dinsdag 1 september 2009

Vrouwen in staking

Vandaag geregeld dat ik morgen en overmorgen naar dorpen kan. Geholpen, dat wil zeggen, de bus nemen en ter plekke geholpen worden. Best goed. Als die dagen alles lukt wat we hebben afgesproken, is dat meer dan ik van te voren verwacht heb. We zullen zien.

Deze vrouw links is mevrouw Ferdezë Efendiu. Sinds 31 maart 1999, 14.30 heeft ze haar zoon Arban Efendiu en haar neef Albian Kumnova niet meer terug gezien. Ze waren uit het huis van haar neef gehaald, bij een actie waarbij 6 mensen uit dat huis zijn gehaald. Ze lagen op straat, gezicht naar beneden, handen op de rug. Toen ze vroeg waarom, zei de politie "Ga weg of ik schiet je dood". Sindsdien vragen ze na waar alle verdwenenen zijn. Op dit moment zijn 6 vrouwen uit Gjakova in staking op het gebied van het ziekehuis van Prishtina, bij de gerechtelijke onderzoeksafdeling. Daar liggen buiten in containers de overblijfselen van 400 mensen. Momenteel zijn er in totaal nog 1887 mensen verdwenen. Ze willen afdwingen dat de identificatie van die 400 nu snel gebeurd. Ze hebben zich er bij neergelegd dat hun verwanten dood zijn, maar willen dat alles wat kan gebeuren om de zaken op te helderen, gedaan moet worden. Ook willen ze gerechtigheid. De daders waren plaatselijke politieagenten die met naam en toenaam bekend zijn. Die hebben indertijd steeds al ontkend er iets van te weten, maar ze zijn gezien.

Vooral de pijn blijft. Een moeder die een kind verliest, verliest nooit de pijn daarvan. Het is een verhaal dat ik niet voorzien had te kunnen schrijven, kan nu toch meegenomen worden. In 1999 heb ik veel verdwijningen gedocumenteerd voor Amnesty, vooral in Gjakova, waar deze vrouwen ook vandaan komen.



maandag 31 augustus 2009

Rommeldag

Dit is de dag dat alles kan gebeuren, varierend van niets tot veel. Niets verder gepland, dus alles voor de rest van de week moet nog geregeld worden. Ik was eigenlijk bang dat er helemaal niets van deze week terecht zou komen. Gelukkig is het anders gebleken, hoewel het zoals gewoonlijk erg rommelig was.

Ik begon bij de Raad voor de verdediging van de mensenrechten (KMDLNJ) . Dan val je dus onverwachts binnen (hoewel wel aangekondigd). Met Bexhet Shala heb ik doorgenomen wat ik wil deze week. Hij beklaagde zich het niet van te voren te hebben geweten. Hij is altijd een brombeer geweest. Hij heeft misschien wel gelijk, maar hij had wel hulp (transport en begeleider) beloofd via Zenun. Enkele zaken konden wel worden "geregeld". Dat betekende dat ik een telefoonnumer kreeg om het zelf te regelen. Voor de rest van de week moet ik nog zien. Overigens is dit een normaal gegeven bij zo'n reis. Als je niet kunt improviseren, moet je dit soort dingen gewoon niet doen. Je gaat met veel doelen op stap en realiseert er misschien de helft van.

De eerste afspraak ging al mis. Een parlementslid die ik wilde spreken zat op mijn telefoontje wachten, terwijl ik noch zijn nummer had gekregen, noch wist dat hij tijd had. Enkele uren later werd ik gebeld waar ik bleef en is het alsnog geregeld. Nog niet zo vaak heb ik een parlementslid enkele uren laten wachten, oh, oh. Gelukkig hebben we alsnog over de gebeurtenissen in de gevangenis van Dubravë kunnen praten, waar hij toen was en een leidersrol vervulde. Daar ben ik blij mee. Die gebeurtenis is een heel aparte en verdient meer aandacht. Hij noemde het de grootste oorlogsmisdaad na de 2e wereldoorlog. Dat is wel erg zwaar gekleurd, maar ja, hij heeft het dan ook aan den lijve ondervonden. Ik hoop er later over te schrijven.

Na het bezoek aan de KMDLNJ, heb ik Nora gebeld. Gisteren ben ik spontaan bij haar ouders langs gegaan en heb daar haar mobiele nummer gekregen. Bij haar ouders hebben we in 98 en 99 verbleven. En met Nora zelf hebben we toen goed samengewerkt. Zij werkte voor het Humanitarian Law Fund (HLF) . Een kwalitatief betere organisatie dan de KMDLNJ. Zij hadden echter overal in Kosova informanten. Ze kon komen en we hebben een uur gesproken. Ze werkt niet meer voor het HLF, maar is nu wel lid van het bestuur ervan. Ze zal de groeten overbrengen aan Natasa Kandic, de algemeen directeur in Belgrado. Die hebben we voorgedragen voor de geuzenpenning in 1999 (ook toegekend). Ik zal deze week Nora zelf nog interiewen over haar wederwaardigheden, we hebben in 1998 samen spannende momenten gekend. Ze heeft me ook geholpen aan het telefoonnummer van Paul Millar met wie ik toendertijd veel voor Amnesty op stap was. Morgen keert hij terug in Prishtina, ik hoop hem te ontmoeten.
Nora bracht me daarna in contact met de organisatie van het HLF zelf, die tot mijn verwondering toch nog bestaat (men had me verteld dat dat niet zo was). In de middag ben ik daar geweest en daar heb ik concrete afspraken kunnen maken voor vrijdag. Dan ga ik op bezoek bij de familie Deliaj. Helaas is mijn toenmalige gesprekspartner van deze familie kennelijk vermoord! Dan maar zijn nauwste verwant.

Vanavond hoop ik Zenun weer te spreken over de vorderingen. Een goed interview op een dag is een redelijk goed resultaat en dat heb ik bereikt, naast veel nieuwe of vernieuwde contacen. Nu zodadelijk eerst het saaie werk: op cassette opgenomen interviews uitwerken.

Het dagelijkse leven is hier heel anders dan bij ons. Zomaar een paar aspecten:
Alle winkels zijn tot laat in de avond open. Er wordt overal gerookt, ook in restaurants en in de ontbijtzaal. Cigarettenverkopers lopen overal langs, vooral op terrasjes. Naast erg duur geklede vrouwen en ook mannen, heb je veel bedelaars, tot aan een kind dat op straat ligt toe en dat alleen maar af en toe een onduidelijke kreet slaakt. Verschrikkelijk verkeer, waar het druk is hangt een grijze waas boven de straat en het stinkt. Soms open riooldeksels of gewoon een gat in de stoep. De stoep is kennelijk parkeerplaats, zodat je op veel plaatsen over de straat moet lopen. De straatnamen zijn na de onafhankelijkheid allemaal veranderd. Dat heeft als nadeel dat veel mensen niet weten waar die "nieuwe" straat is en als voordeel dat er nu hier en daar straatnaambordjes hangen.
Mensen zijn overigens erg behulpzaam. Ook heeft hier echt iedereen een mobiel en is internet een heel gewoon gegeven voor diegenen die bij zijn gebleven. Sommige zaken zijn ook goed opogeknapt, zoals het park van Prishtina. Dat vind ik leuk, ik heb het nog nooit eerder in een redelijke staat gezien.

zondag 30 augustus 2009

Interview met Nekibe Kelmendi


Vanmorgen heb ik Nekibe Kelmendi geinterviewd als vervolg op onze eerdere contacten, zowel met haar als met haar man, Bajram Kelmendi. We hadden vanuit Amnest International altijd contact met hem, hij was een van de beste advocaten van Joegoslavie en later de beste mensenrechten advocaat in Kosova. Toen de bombardementen begonnen, zijn hij en hun twee zonen op 24 maart uit huis gehaald en later vermoord terug gevonden. Over de precieze toedracht van deze gebeurtenis, hoe zij alles heeft beleefd, ook hoe internationale organisatie er mee om zijn gegaan, maar ook over haar huidige rol als Minister van Justitie hebben we uitgebreid gesproken. Vooral het deel over de toedracht in maart 1999 was vanzelfsprekend erg geëmotioneerd. Het lag eerst in de bedoeling het huis met allen erin op te blazen, maar dat mislukte. Toen namen ze de ´mannen´ mee, de jongste, Kushtrim was nauwelijks 16 jaar oud. Een ooggetuige beschreef hoe ze gevraagd werden elkaar te doden en weigerden. Daarna zijn ze alle drie doodgeschoten. Het voert te ver om er hier dieper op in te gaan. Ze is nu erg teleurgesteld in het Joegoslaviè tribunaal. Ze zet het werk voort dat haar man en zijzelf eerder deden en daarin vind ze de kracht om door te gaan. Haar geliefden zijn altijd als een schaduw aanwezig voor haar gevoel.


Ik heb haar nog verteld over het onderzoek van Robert Elsie. Deze heeft uitgezocht dat het verdrag over de overgang van Kosova uit het Osmaanse rijk naar Joegoslaviè, nooit door het parlement geratificeerd zou zijn. Als dat zo is, heeft Kosova juridisch onterecht deel uitgemaakt van Joegoslavië, met alle juridische gevolgen van dien. Ze zal dit uitzoeken en waarschijnlijk inbrengen in de rechtszaak voor het internationaal gerechtshof eind dit jaar over de rechtmatigheid van de onafhankelijkheid van Kosova.

zaterdag 29 augustus 2009

Plons ...

En plons, zo stap je uit het vliegtuig in een totaal andere wereld. Dertig graden merk je als eerste. Met alleen handbagage was ik zo door de douane heen en ontmoette ik Zenun. Een heel prettig weerzien. We gingen meteen naar Prishtina, naar het hotel waar hij een kamer gereserveerd had. Onderweg keek ik mijn ogen uit. Wat is het hier veranderd! Het lijkt op de veranderingen die ik in de jaren 90 in Albanie heb gezien. Een goede planologie is ook hier nog redelijk ver te zoeken. Het lijkt wel of Prishtina ontploft is, zoveel groter is het geworden! Ook worden er nieuwe wegen aangelegd, voor het eerst zie ik hier een autoweg (nou ja, in aanleg dan, met de chaos die dat hier met zich meebrengt van totaal ongeregelde wegwerkzaamheden, stukken goed na stukken alleen maar putten en los grind en daardoorheen slingerende auto's, twee richtingen op één baan). Ik kijk mijn ogen uit. Volgens Zenun is deze activiteit vooral van het laatste jaar. Er zijn ook veel meer zaken dan eerder. Maar de werkeloosheid is toch nog steeds gigantisch. Iets ergens in de buurt van de helft van de beroepsbevolking. Alleen, niemand weet het precies, er is geen registratie. Men hoopt de registratie weer enigzins op orde te hebben als die in de hele EU in 2011 op orde zou moeten zijn.
De binnenstad herken ik gelukkig nog. Ondanks dat het een lelijke stad is, is het wel ook mijn stad. Het voelt als een beetje thuiskomen.

Met Zenun ben ik buiten de stad wezen eten. Dat was een verademing na die drukte van de stad. Een mooi restaurant, goed eten. Ik zag de lijfwacht van Ibrahim Rugova nog. Ibrahim was de eerste president van Kosova, ik ken hem sinds begin jaren 90, toen ik hem voorstelde op het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Daar hadden ze toen nog nauwelijks van Albanezen in Kosova gehoord. Jammer dat Ibrahim enkele jaren geleden overleden is, ik had hem graag nog eens ontmoet.
Met Zenun heb ik oude verhalen opgehaald. Sommige hadden toch nog wel nieuwe elementen voor mij.
Zo hebben we het gehad over het militaire materieel dat van Prishtina naar de Servische republiek in Bosnie is gebracht en dat ingezet is bij de inname van Srebrenica. Hij heeft geen directe ooggetuigen, maar de samenwerking was wel algemeen bekend. Hij zal nog eens navragen.
We hebben het ook over de Vlachen gehad. Soms worden ze Walachijers en ook wel Aroemoenen genoemd. Veelal zijn ze opgegaan in de overheersende bevolking. Toch is er sprake geweest van een Vlachenstaat bij de opdeling van het Osmaanse rijk, zich uitstrekkend van noord Griekenland, over Macedonie, tot ver in Servie. Het zou dan een van de grootste staten op de Balkan zijn geworden. Dat is het niet geworden en ze zijn vrijwel overal geintegreerd oftewel opgegaan in de meerderheid. Hun taal wordt nog slechts door enkelen gesproken met name in Albanie.
Natuurlijk ook over de Albanezen en hun verspreidingsgebied. Ik hoorde van hem nu voor het eerst dat Albanees bijna de officiele taal van Griekenland was geworden. De Arnouten (Albanezen in Griekenland) waren dan ook de beste vrijheidsstrijders, gevreesd door de Turken.

Natuurlijk ook over het heden en recente verleden. Maar daarover later.

donderdag 27 augustus 2009

Verband Srebrenica Kosova???

In 1998 kwam er een bericht in de pers dat er in Kosova een militair voertuig ingezet was in west Kosova dat kennelijk buitgemaakt was bij het innemen van Srebrenica in 1995. Ik heb de foto gezien op de redactie van het dagblad koha ditore (de dagelijkse tijd), het grootste albaneestalige dagblad daar. Deskundigen beweerden dat het inderdaad waarschijnlijk zo was. Daar bleef het bij, voor zover ik weet.
In de periode daarvoor heb ik een ooggetuige gesproken die beweerde dat in het (erg grote) legerkamp bij Prishtina het groot militair materieel voorafgaand aan juli 1995 overgespoten werd in de kleuren van het Bosnisch Servische leger en daarna naar dat gebied werden overgebracht.
Als dat waar zou zijn, verklaart dat ook waarom het buitgemaakte materieel weer opdook in Kosova. Dat zou dan samen met het andere geleende materieel zijn teruggebracht. Dit is natuurlijk een onbevestigd bericht (in Amnesty taal). Misschien vind ik nog mensen die me er meer over kunnen vertellen. Er waren echter in die periode nauwelijks Albanezen meer in overheidsdienst, dus de kans is wel klein.

Waarom er geen fotos zijn van de spionage satelieten van dit transport, begrijp ik niet. Dit zou toch een militaire gebeurtenis van belang zijn geweest, het publiceren waard. Ik heb er twee mogelijke verklaringen voor, naast de mogelijkheid dat de verklaring van de ooggetuige niet waar was, hoewel ik hem zelf wel geloof.
De ene is dat alle spionage fotos op politiek interessante momenten zijn gepubliceerd. Tim Judah heeft dat in zijn boek The Serbs in mijn ogen aannemelijk verklaard rondom de publicatie van de satellietfotos van de verse massagraven na de bloedbaden van Srebrenica. Deze zijn pas gepubliceerd toen politieke druk om naar de onderhandelingstafel te komen nodig was, ongeveer drie weken na de gebeurtenissen dus.
De andere mogelijke verklaring is slecht functioneren van geheime diensten. Die is ook best mogelijk. In het Amnesty rapport over de Navo is overtuigend aangetoond dat de Navo "haar" grondtroepen, mensen van het UCK dus, in een bepaald geval heeft gebombardeerd terwijl alleen al uit publicaties in de pers af te leiden was dat de gebombardeerde gebieden al in hun handen waren! De Navo heeft ook weinig materieel geraakt in Kosova, wel veel door Serven geplaatste dummies. Zo is een kippenboerderij bij het vliegveld van Prishtina drie keer gebombardeerd, de schuren werden eerst aangezien voor hangars. De volgende keren misschien wel uit frustratie dat er geen beter doel te vinden was. Er vertrok verrassend veel zwaar materieel mee met de terugtocht van het Servische leger in juli naar Servie.

Het is jammer dat het proces tegen Milosevic gestopt is. Ik was erg benieuwd of de band tussen Milosevic en de Bosnische Serven overtuigend zou zijn aangetoond.

woensdag 26 augustus 2009

Praktische dingen ...

Vandaag allerlei praktische dingen in plaats van wat ik dacht te doen.

Plaatsen van een reactie??
In een mailtje kreeg ik de vraag hoe plaats je een reactie en toen kwam ik er achter dat je dat alleen vanuit een soort account kon doen. Via instellingen heb ik het nu mogelijk gemaakt om "anoniem" te reageren. Dan hoef je dus geen ingewikkelde stappen te zetten. Dus als je een reactie wil plaatsen, kan dat door anoniem te reageren. Ik stel het dan wel op prijs als je onder je tekst je naam zet.

Opschonen oude dingen
Verder heb ik allerlei oude zaken doorgenomen als kranteberichten (vele kilo's weggegooid, een enkele kilo bewaard), eigen interviews vanaf 1990 tot 2004 (van alle één versie bewaard) en veel foto's. Dat schoont behoorlijk op en nu weet ik ook weer wat ik wel en niet heb. De journalist uit die tijd die me het meest is bijgebleven, is Jonathan Steele van The Guardian. Duidelijk zo'n Engelse gentleman die weet waar hij het over heeft. En ook gewoon aardig. Daarom heb ik systematisch de berichten van de Guardian bewaard en vrijwel alle andere weggegooid.

Vraagje
Harry Hummel vroeg of ik ook aan berichten van de andere -servische en roma- kant zou nalopen. Dat gaat niet. Diegenen die na de oorlog verdreven zijn, zijn niet in Kosova op te sporen. En ik heb na 1999 vrijwel geen onderzoek meer gedaan in Kosova. Deels omdat er mensen vanuit het Internationaal secretariaat van Amnesty in Londen naar toe gingen, deels omdat mijn Servisch te kort schiet en ik dan een tolk nodig zou hebben. Ik kan dus niet terugvallen op eerdere ervaringen van de andere kant.

Morgen maak ik de voorbereidingen af en dan kan ie.

dinsdag 25 augustus 2009

Aanloop

In de aanloop naar een dergelijke reis, komen er altijd tegenstrijdige gevoelens naar boven Eenrzijds wat nervositeit, waarom doe ik dit eigenlijk, het is toch gemakkelijker om gewoon rustig thuis te blijven, al dat gedoe om alles voor elkaar te krijgen en al die dagelijkse dingen te regelen. Positief omdat je dan iets gaat doen dat je graag doet, mensen terug gaat zien die je kent en ook een avontuur tegemoet gaat.
Dit keer overweegt het positieve, omdat in de voorbereiding al veel geregeld is en anderzijds omdat een factor van vroeger weg is. Want vroeger voor Amnesty International ging ik naar een gebied waar de autoriteiten van dat gebied dat niet prettig vonden. De eerste keer in 1985 naar Kosovo op taalcursus was ik maar wat benauwd dat men zou uitvinden dat ik een publieke taak had bij Amnesty. En de Udba, de toenmalige Joegoslavische dienst, stond hoog in de top tien van geheime diensten. Bij de proceswaarneming in februari 1991 hebben ze ons zeker gevolgd. Die factor is weg.

In april 1999 was ik met Johanna van het Internationaal secretariaat van Amnesty op reis in Albanië, vluchtelingen uit Kosovo interviewen. We werkten toen samen met de Albanese mensenrechtengroep. Die heb ik nog mee helpen oprichten en daarom werkten we nauw samen. Voor haar hadden we een tolk geregeld. De heksenketel van vluchtelingen in Kukës, in Noord Albanië hebben we met dat groepje bezocht en daar vele interviews gedaan. Grappig is, dat er dan vanzelf een orientatie ontstaat op een gebeurtenis. Naast allerlei algemene en individuele gevallen, kregen we allebei een 'eigen' gebeurtenis. Zij kwam op het spoor van de masamoord in Izbicë, waarvan de graven ook gedocumenteerd zijn vanaf spionage satellieten en ik kwam op het spoor van de gebeurtenissen rond de bom op de vluchtelingenkaravaan bij Mejë. Ik heb die gebeurtenis verder ontrafeld dan de internationale pers. Zij hebben de eenvoudige snelle versie (bom op karavaan, zoveel doden) gepubliceerd en ik heb dat enkele dagen daarna ontrafeld als een bom op een karavaan met een belangrijk vervolgverhaal. Dat verhaal is gepubliceerd in een Amnesty rapport over de fouten en mogelijke oorlogsmisdaen van de Navo. Ik hoop van die gebeurtenissen ook mensen terug te vinden.
Johanna had al eerder een erg goed rapport geschreven over Bosnië en de door het westen min of meer 'gedwongen' terugkeer van vluchtelingen uit West-Europa naar Bosnië. Daarmee de etnische zuiveringen versterkend.
Die twee rapporten zijn voor mij de rapporten die boven de gemiddelde Amnesty rapporten uitstijgen. Juist aan deze twee is relatief weinig aandacht besteed. Ik heb dat altijd erg jammer gevonden. Ik denk dat de kritiek op de eigen overheid juist van groot belang is voor de vrijheid van meningsuiting. Ook het Joegoslavië tribunaal heeft de daden van de Navo links laten liggen en niet willen onderzoeken. Logisch misschien, want ook dan had dat tribunaal de grootste financiers van zichzelf misschien wel moeten aanklagen. Met alle mogelijk gevolgen van dien.

Over dit soort zaken denk ik in de aanloop weer na. Hoe zat dat alles ook alweer in elkaar, hoe liep dat ook alweer. Dat hoort onverbrekelijk in de aanloop van een reis thuis.

vrijdag 21 augustus 2009

Volgende week zaterdag vertrek ik voor een week naar Kosova. Ik ga mensen opzoeken die ik 10 of 11 jaar geleden heb geinterviewd voor Amnesty International. Het zijn mensen met een bijzonder verhaal of waar een bijzonder verhaal bij hoort. Ik wil hun verhaal van 10 jaar later toevoegen aan het verhaal van toen. De gekoppelde verhalen wil ik publiceren op één of andere manier.

In de voorbereiding wordt ik erg geholpen door Zenun Çelaj. Hij is journalist en ik ken hem van 1991 toen ik voor Amnesty in Kosova was om een proces in Peja tegen 6 Albanezen waar te nemen. Na dat proces ben ik met Bajram Kelmendi meegegaan naar Prishtina en heb toen kennis gemaakt met de toen leidende Albanezen. Ook met de raad voor de verdediging van mensenrechten waar onder andere Zenun deel van uitmaakte. We hebben af en toe contact gehouden en dat heb ik weer opgepakt.

Via hem heb ik ook weer contact gelegd met Nekibe Kelmendi, de vrouw van Bajram Kelmendi. Zij is één van de mensen die ik weer wil spreken, omdat haar man en twee zonen in maart 1999 uit huis zijn gehaald, nog even afscheid mochten nemen en daarna vermoord zijn terug gevonden. Wij hebben toen een rouwadvertentie in de Volkskrant geplaatst. Na afloop van de oorlog heb ik haar weer gesproken over die afschuwelijke dag. Zij is overigens nu Minister van Justitie van Kosova.

De huidige raad voor de verdediging van de mensenrechten zal me ondersteunen bij het terugvinden van mensen die ik wil spreken. Daar ben ik erg blij mee omdat het niet echt gemakkelijk is om afgelegen plaatsen te bezoeken zonder hulp.